Uit het onderzoek de JOB-monitor blijkt dat veel studenten leermiddelen kopen, die ze vervolgens nauwelijks gebruiken. Jij kunt daar met jouw studentenraad wat aan doen!
Wat zijn je rechten?
De studentenraad heeft instemmingsrecht op ‘het schoolkostenbeleid’.
Voorgestelde maatregelen JOB
JOB stelt de volgende maatregelen voor, zodat het probleem voor ongebruikte leermiddelen kan worden opgelost. Het begint met de leermiddelenlijst waar de boeken of leermiddelen op staan. Dit moet goed op orde zijn. Wanneer het dan toch fout gaat, als een boek niet gebruikt wordt bijvoorbeeld, moet de school daar een regeling voor treffen door de kosten voor niet gebruikte boeken en leermiddelen terug te betalen aan de student.
1. Op de leermiddelenlijst moet altijd staan aangegeven waar het leermiddel voor wordt gebruikt.
JOB vindt dat er duidelijk aangegeven moet worden waarvoor leermiddelen moeten worden gebruikt. Als een student bijvoorbeeld ziet dat een boek alleen wordt gebruikt als naslagwerk tijdens het huiswerk, dan kan de student zelf beslissen of hij of zij het boek nieuw koopt, tweedehands koopt of leent. Daarnaast moet duidelijk staan aangegeven of boeken echt verplicht zijn of niet.
Als er op de leermiddelenlijst staat dat je moet beschikken over een boek, is het niet altijd duidelijk voor welk vak het boek dient en wanneer en waar deze wordt gebruikt. Door het duidelijk te vermelden op de leermiddelenlijst, voorkom je verwarring en discussie over welke leermiddelen waarvoor gebruikt worden. Als er bij staat dat dit boek in de les gebruikt gaat worden dan kan zowel de school als de student toezien of dat ook op de aangegeven manier gebruikt wordt. Zo houd je docenten scherp op de leermiddelen die studenten moeten aanschaffen.
2. De school zorgt dat de leermiddelenlijsten altijd actueel zijn.
Om te voorkomen dat de studenten met onnodige kosten zitten, moet de leermiddelenlijst frequent geëvalueerd worden. Dit betekent dat iedere school een systeem moet inrichten om constant scherp te blijven op wat er op de lijst staat. Bijvoorbeeld dat het docentteam de lijsten ieder jaar goed controleert. Wanneer een leermiddel niet meer of onvoldoende wordt gebruikt moet deze direct van de lijst worden gehaald. De school moet daarnaast ook scherp blijven op de uitgever: misschien is een andere uitgever goedkoper en dit scheelt in de kosten voor de student.
3. De student moet altijd de mogelijkheid krijgen om per onderwijsperiode leermiddelen aan te schaffen.
Mbo-studenten moeten de mogelijkheid krijgen om per periode leermiddelen te kunnen aanschaffen. Wat als na een paar maanden de opleiding tegen blijkt te vallen? Of er ontstaat een andere situatie waardoor de student stopt of switcht van opleiding? De student blijft dan met leermiddelen achter waarvoor aan het begin van het jaar flink is betaald. Dat vindt JOB niet eerlijk. Daarom vinden we dat studenten altijd de keuze moeten hebben om leermiddelen pas vlak voor de lesperiode aan te schaffen.
4. Wanneer boeken of licenties aantoonbaar niet zijn gebruikt, moet de school het geld terugbetalen aan de student.
Het kan voorkomen dat er een boek of leermiddel op de lijst staat dat uiteindelijk toch niet wordt gebruikt. Dan moet er een makkelijke en laagdrempelige manier zijn voor studenten om dit te melden. De school is verantwoordelijk voor wat er op de leermiddelenlijst staat. Volgens JOB moet de school dan ook de consequenties dragen als deze lijst niet op orde blijkt te zijn. Wij zijn daarom ook blij om te zien dat een aantal scholen nu al een regeling hebben om dit op te lossen. Volgens JOB kan die regeling er bijvoorbeeld zo uitzien:
Als een hele klas kan aantonen dat er een leermiddel niet gebruikt is, wordt er een melding gemaakt. Vervolgens wordt dit met het docententeam besproken en als blijkt dat het leermiddel inderdaad niet gebruikt is, kunnen de studenten het leermiddel inleveren en krijgen ze hun aankoopbedrag terug.
Met digitale leermiddelen is dit iets lastiger. Deze kunnen niet ‘ingeleverd’ worden, omdat het om een licentie gaat. Als blijkt dat de licentie niet gebruikt is, wordt dezelfde procedure in gang gezet, maar in plaats van het inleveren kunnen studenten hun naam doorgeven en naar die studenten wordt het aankoopbedrag teruggestort.
5. De school stimuleert een tweedehands boekenmarkt.
Dit kan door boeken zelf in te nemen en te verkopen of door samen te werken met partijen die boeken terug innemen en tweedehands verkopen. Daarnaast kan een school studenten actief wijzen op de mogelijkheid om boeken tweedehands aan te schaffen of boeken door te verkopen wanneer deze niet meer nodig zijn. Daarnaast kan de school mogelijkheden onderzoeken om boeken uit te lenen tijdens lessen.
6. De student moet altijd de mogelijkheid hebben een boek en licentie los te kopen.
Hiermee wordt voorkomen dat er verplicht een pakket van een licentie en boek moet worden aangeschaft, terwijl in de praktijk alleen de licentie wordt gebruikt. Door de mogelijkheid om of een licentie of een boek te kopen, beslist de student zelf wat het beste past.
7. Er wordt kritisch gekeken naar welke druk van het boek nodig is.
Soms wordt er een nieuwe druk opgegeven terwijl het enige verschil is dat een hoofdstuk op een andere plek staat, de inhoud is hetzelfde. Hierdoor kunnen studenten het boek soms niet tweedehands vinden. De school moet kritisch zijn op welke druk nodig is van het boek, en waar nodig verschillende ISBN nummers op de boekenlijst zetten die mogen worden gebruikt.
8. Leermiddelenlijsten worden aan het einde van het jaar geëvalueerd met studenten van de opleiding.
Op deze manier krijgt de school goed zicht op welke leermiddelen weinig worden gebruikt en waarom. Daarnaast kunnen leermiddelen ook op kwaliteit en relevantie worden beoordeeld door de studenten. Met deze input kan de studentenraad beter het gesprek aangaan met het schoolbestuur over de leermiddelen.